Werkplezier in zorg en welzijn

  • Joris de Rooij

11 september 2023 • Longread

Hoe ervaren medewerkers het werken in de sector zorg en welzijn? In deze longread verkennen we het werkplezier in de sector. We presenteren cijfers over de mate waarin medewerkers tevreden zijn met hun werk en de organisatie waar zij werkzaam zijn, hun ervaren werkdruk, hun energie, enthousiasme en de mate van plezier en zinvolheid die zij ervaren in hun werk.

Ook kijken we op sectorniveau hoe tevredenheid en de ervaren zinvolheid samenhangen met verschillende kenmerken van medewerkers, zoals: leeftijd, geslacht, type functie, contractvorm en het gemiddelde aantal werkuren per week. Daarbij gaan we ook in op de vraag of de verschillen die we op sectorniveau waarnemen ook te vinden zijn in de individuele branches binnen de sector zorg en welzijn.

Uitkomsten die in deze longread worden gepresenteerd, zijn voortgekomen uit een secundaire analyse op data afkomstig uit de werknemersenquête die eind 2022 is gehouden door CBS onder medewerkers binnen de sector zorg en welzijn. In totaal namen hieraan meer dan 14.000 medewerkers deel. Alle gepresenteerde uitkomsten zijn gewogen uitkomsten die zijn opgehoogd naar het totaal aantal medewerkers in de branches en de sector.

Uitkomsten werkplezier in zorg en welzijn

Tevredenheid met het werk

In figuur 1 zien we de uitkomsten over de tevredenheid met het werk. Gemiddeld is ruim driekwart van de medewerkers in de sector (zeer) tevreden met hun werk. Met 82 procent is dit aandeel het hoogst in de branche huisartsen en gezondheidscentra en met 71 procent het laagst in de kinderopvang. Het grootste verschil tussen branches ligt hiermee op 11 procentpunt.

Figuur 1. Tevredenheid met het werk

Tevredenheid met de organisatie

Binnen de sector is gemiddeld bijna tweederde van de medewerkers (zeer) tevreden met de organisatie (figuur 2). Dit aandeel is hiermee veel kleiner dan bij de tevredenheid met het werk. Ook hier zien we dat het aandeel (zeer) tevreden medewerkers het hoogst is in de huisartsenzorg (76 procent). Dit aandeel is het laagst in de branche gehandicaptenzorg (56 procent). Het grootste verschil tussen de branches is bij deze vraag met 20 procentpunt een stuk groter dan bij tevredenheid met het werk.

Figuur 2. Tevredenheid met de organisatie

Ervaren werkdruk

Gemiddeld ervaart 57 procent van alle medewerkers binnen de sector de werkdruk als goed (figuur 3). De overige 43 procent vindt de werkdruk (veel) te hoog of (veel) te laag. Het aandeel dat de werkdruk (veel) te laag vindt, is klein.

Figuur 3. Ervaren werkdruk

De branche waarbinnen het hoogste aandeel van medewerkers de werkdruk als goed beoordeelt, zien we in het sociaal werk (64 procent). Dit aandeel is het laagst in de branche kinderopvang (44 procent). Het grootste verschil tussen de branches ligt bij deze vraag op 20 procentpunt.

Energie

Vervolgens is gekeken naar de mate waarin medewerkers bruisen van energie op het werk. Hier zien we dat binnen de sector 57 procent van de medewerkers aangeeft te bruisen van energie op het werk. Het aandeel medewerkers dat bruist van energie is het hoogst binnen de huisartsenbranche (61 procent) en het laagst in de jeugdzorg (52 procent). Met een verschil van 11 procentpunt tussen deze branches is de spreiding tussen de branches niet zo groot.

Figuur 4. Op mijn werk bruis ik van energie

Enthousiasme over baan

Ook is nagegaan hoe enthousiast medewerkers zijn over hun baan. De uitkomsten voor de sector worden getoond in figuur 5. Meer dan driekwart van alle medewerkers in de sector is (zeer) enthousiast over hun baan.

Figuur 5. Ik ben enthousiast over mijn baan

Er zijn verschillen tussen de branches, maar in vergelijking met de uitkomsten bij andere vragen zijn deze klein. Het hoogste aandeel enthousiaste medewerkers zien we binnen de branche sociaal werk (80 procent), het laagste aandeel zien we in kinderopvang en de gehandicaptenzorg (76 procent).

Zinvolheid van het werk

Vervolgens is gekeken naar de ervaren zinvolheid van het werk. Gemiddeld ervaart 86 procent van alle medewerkers in de sector het werk als (zeer) zinvol (figuur 6).

Figuur 6. Het werk dat ik doe is zinvol voor mij

Ook hier zien we slechts kleine verschillen tussen de individuele branches. Het hoogste aandeel medewerkers dat het werk ervaart als (zeer) zinvol zien we in de huisartsenbranche (89 procent), dit aandeel is met 84 procent het laagst bij de universitair medische centra.

Inhoudelijk leuk werk

Het laatste kenmerk van het werk waar in deze analyse naar is gekeken, is de mate waarin medewerkers hun werk ervaren als inhoudelijk leuk. De uitkomsten bij deze vraag worden getoond in figuur 7.

Figuur 7. In heb inhoudelijk leuk werk

In figuur 7 zien we dat ruim 90 procent van alle medewerkers binnen de sector zorg en welzijn hun werk ervaart als inhoudelijk (zeer) leuk. De verschillen tussen de branches zijn bij deze vraag het kleinst. Aan de top staat de branche universitair medische centra met 92 procent. Binnen de branches verpleging, verzorging en de thuiszorg en het sociaal werk is dit aandeel met 90 procent weliswaar kleiner, maar niet noemenswaardig.

Tevredenheid naar kenmerken van medewerkers

Kenmerken van medewerkers, zoals hun leeftijd en geslacht, hebben invloed op het ervaren werkplezier. In het  volgende deel gaan we dieper in op twee van  de eerder genoemde aspecten van werkplezier: de tevredenheid met het werk en het enthousiasme van medewerkers over hun baan. We presenteren de resultaten telkens op basis van deze kenmerken en over de sector zorg en welzijn als geheel. De uitkomsten zijn steeds gerubriceerd naar het aandeel dat (zeer) tevreden is.

Vervolgens gaan we ook steeds na of er verschillen zijn tussen de branches in het effect van de kenmerken van medewerkers. Vanwege het kleinere aantal respondenten dat per branche in de data aanwezig is en de fijnmazigere analyses hebben we bij sommige variabelen het aantal categorieën moeten beperken om resultaten te kunnen presenteren. We beginnen weer met de leeftijd van medewerkers in vijf categorieën.

Leeftijd

In zorg en welzijn zien we binnen de groep medewerkers van 61 jaar en ouder het grootste aandeel dat (zeer) tevreden is over het werk (80 procent). Van de groep in de leeftijd van 31 tot en met 40 jaar oud is het kleinste aandeel (zeer) tevreden, namelijk 74 procent. Met 6 procentpunt verschil tussen deze twee groepen zijn de verschillen niet groot te noemen.

Figuur 8. Tevredenheid met het werk naar leeftijd

In tabel 1 staan uitkomsten over het aandeel medewerkers dat (zeer) tevreden is met het werk, uitgesplitst naar branche en leeftijd. In kleur staat hierbij aangeven welke leeftijdscategorie het grootste (groen) en kleinste (rood) aandeel (zeer) tevreden medewerkers heeft. We zien bij de meeste branches dat binnen de groep van 61 jaar en ouder het grootste aandeel (zeer) tevreden is. Opvallende uitzondering op dit patroon is de jeugdzorg. Hierbinnen is het juist deze groep die het kleinste aandeel (zeer) tevreden medewerkers heeft.

Tabel 1. Aandeel (zeer) tevreden met werk naar branche en leeftijd

In figuur 9 zien we de uitkomsten bij de stelling over het enthousiasme dat medewerkers ervaren over hun baan. In lijn met de uitkomsten over tevredenheid met het werk zien we ook hier dat van de groep 61-plussers het grootste deel (zeer) enthousiast is over hun baan. Dezelfde groep van 31 tot en met 40-jarigen heeft met 76 procent het kleinste aandeel dat (zeer) enthousiast is. Toch zijn de verschillen naar leeftijd hier met 4 procentpunt niet groot te noemen.

Figuur 9. Ik ben enthousiast over mijn baan naar leeftijd

In tabel 2 zien we het aandeel medewerkers dat (zeer) enthousiast is over hun baan, uitgesplitst naar branche en leeftijd. We zien hier een vergelijkbaar patroon als bij tabel 1. Van de branches hebben er vier het grootste aandeel enthousiaste medewerkers in de leeftijdsgroep van 61 jaar en ouder. Opvallend is dat in de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg en sociaal werk het aandeel in deze categorie het laagst is.

Tabel 2. Aandeel (zeer) enthousiast over baan naar branche en leeftijd

Geslacht

In figuur 10 zien we dat van de mannen die werkzaam zijn in de sector zorg en welzijn, 79 procent (zeer) tevreden is met het werk. Bij vrouwen is dit aandeel met 76 procent iets lager. Het verschil tussen mannen en vrouwen is met 3 procentpunt niet groot te noemen.

Figuur 10. Tevredenheid met het werk naar geslacht

In tabel 3 zien we dat achter de kleine verschillen op sectorniveau tegengestelde en grotere verschillen schuil gaan. In vijf branches zijn mannen gemiddeld vaker (zeer) tevreden met hun werk, wat overeenkomt met de cijfers voor de sector. Opvallend hierbij zijn de grote verschillen tussen mannen en vrouwen in de  verpleging, verzorging en thuiszorg en de gehandicaptenzorg (beide 7 procentpunt). In vier branches is het verschil in de andere richting. Hierbij valt de huisartsenbranche op met ook weer een verschil van 7 procentpunt.

Tabel 3. Aandeel (zeer) tevreden met werk naar branche en geslacht

In figuur 11 is te zien dat er (afgerond op hele procenten) geen verschil is tussen mannen en vrouwen in de mate waarin zij enthousiast zijn over hun baan.

Figuur 11. Ik ben enthousiast over mijn baan naar geslacht

In tabel 4 zien we echter dat binnen de branches wel verschillen bestaan die op sectorniveau niet worden opgemerkt. In zes branches is het aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers groter bij vrouwen dan bij mannen. Meest opvallend is de huisartsenbranche met een verschil van 10 procentpunt tussen vrouwen en mannen. In drie branches zien we juist een groter aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers bij de mannen. De uitschieter hierbij is de gehandicaptenzorg met een verschil van 12 procentpunt tussen mannen en vrouwen.

Tabel 4. Aandeel (zeer) enthousiast over baan naar branche en geslacht

Type functie

We hebben ook gekeken naar verschillen tussen medewerkers die een uitvoerende functie vervullen, medewerkers die zowel uitvoerend werk doen als leidinggeven, en medewerkers die uitsluitend leidinggeven. Van medewerkers die een leidinggevende functie hebben, is 82 procent (zeer) tevreden met het werk. Dat is meer dan bij medewerkers met een uitvoerende en leidinggevende functie (77 procent)of medewerkers met uitsluitend uitvoerende functie (76 procent). Met een verschil van maximaal 6 procentpunt is het verschil tussen de groepen niet groot te noemen.

Figuur 12. Tevredenheid met het werk naar functie

In tabel 5 zien we  opnieuw het aandeel medewerkers dat (zeer) tevreden is, uitgesplitst naar branche en type functie. Twee categorieën  zijn samengevoegd (de leidinggevende functies en combinatiefuncties van leidinggeven en uitvoeren) vanwege onvoldoende celvulling om resultaten afzonderlijk te rapporteren. In vijf branches zien we dat een groter deel van medewerkers met een leidinggevende functie of combinatiefunctie (leidinggevend en uitvoerend) (zeer) tevreden is met het werk dan medewerkers in een uitvoerende functie. De grootste verschillen in deze richting zien we in de branches kinderopvang en gehandicaptenzorg (beide 4 procentpunt). In twee branches zien we een omgekeerd effect, maar de verschillen hier zijn slechts één procentpunt.

Tabel 5. Aandeel (zeer) tevreden met werk naar branche en type functie

Wanneer we kijken naar het enthousiasme over de baan, zien we geen verschillen tussen medewerkers met een leidinggevende functie en medewerkers met een leidinggevende en uitvoerende functie: beide groepen zijn met 81 procent (zeer) enthousiast over hun baan. Bij de groep medewerkers met een uitvoerende functie ligt dit aandeel met 77 procent wat lager.

Figuur 13. Ik ben enthousiast over mijn baan naar functie

Kijken we dan verder naar de verschillen tussen de branches, dan zien we dat dit verschil in bijna alle branches, op één na, in dezelfde richting is als in de sector als geheel. Het meest opvallende verschil zien we in de huisartsenbranche, met 11 procentpunt verschil tussen medewerkers met een leidinggevende of combinatiefunctie en medewerkers met een uitvoerende functie. De branche waarin het aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers groter is in uitvoerende functies is de geestelijke gezondheidszorg, met een verschil van 3 procentpunt.

Tabel 6. Aandeel (zeer) enthousiast over baan naar branche en type functie

Contractvorm

In figuur 14 zien we dat van de medewerkers met een tijdelijk contract 80 procent (zeer) tevreden is met het werk. Dit aandeel is hoger dan bij de medewerkers met een vast contract (daar 76 procent).

Figuur 14. Tevredenheid met het werk naar contractvorm

Wanneer we deze uitkomsten uitsplitsen naar branche (tabel 7) dan zien we dat in alle branche het aandeel (zeer) tevreden medewerkers hoger is onder medewerkers met een tijdelijk contract dan onder medewerkers met een vast contract. Het meest opvallend zijn hier de branches ziekenhuizen (8 procentpunt verschil) en sociaal werk (7 procentpunt verschil).

Tabel 7. Aandeel (zeer) tevreden met werk naar branche en contractvorm

Op sectorniveau zien we hetzelfde beeld terug bij het enthousiasme over de baan, al is het verschil hierbij kleiner. Van de medewerkers met een tijdelijk contract is 79 procent (heel) enthousiast over de baan, van de medewerkers met een vast contract is dit 77 procent.

Figuur 15. Ik ben enthousiast over mijn baan naar contractvorm

Bij een uitsplitsing naar branche zien we dat bij zeven branches het verschil tussen de contractvormen in dezelfde richting is als op het niveau van de sector. Meest opvallend hierbij is het verschil tussen de tijdelijke en vaste contracten in de branche sociaal werk (7 procentpunt verschil). Opvallend is ook het resultaat in de branche verpleging, verzorging en thuiszorg waarin het aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers (iets) hoger is bij de vaste contracten dan bij de tijdelijke contracten.

Tabel 8. Aandeel (zeer) enthousiast over baan naar branche en contractvorm

Deeltijdfactor

Ten slotte is in deze serie analyses ook gekeken naar het aantal uren dat medewerkers gemiddeld werken per week, uitgedrukt in de deeltijdfactor. In figuur 16 zien we dat van de groep medewerkers met de kleinste deeltijdfactor het grootste aandeel (zeer) tevreden is met het werk (81 procent). Het kleinste aandeel dat (zeer) tevreden is, zien we in de groep met een deeltijdfactor tussen de 0,4 en 0,6 (75 procent).

Figuur 16. Tevredenheid met het werk naar deeltijdfactor

We hebben ook gekeken naar de verschillen uitgesplitst naar branche. Vanwege lage celvulling hebben we hier de twee categorieën met de laagste deeltijdfactor moeten samenvoegen om resultaten te kunnen tonen. In tabel 9 zien we dat bij zes van de negen branches het aandeel (zeer) tevreden medewerkers het grootst is bij medewerkers met een deeltijdfactor kleiner dan 0,6. De meest opvallende verschillen zien we in de branches sociaal werk (15 procentpunt verschil) en jeugdzorg (14 procentpunt verschil). Opvallend zijn ook de uitkomsten bij de branches geestelijke gezondheidszorg en verpleging, verzorging en thuiszorg, waarbij in de categorie met de kleinste deeltijdfactor juist het laagste aandeel (zeer) tevreden medewerkers te vinden is. Vooral de geestelijke gezondheidszorg valt op met een verschil van 8 procentpunt tussen medewerkers in de categorie met de hoogste en de laagste deeltijdfactor.

Tabel 9. Aandeel (zeer) tevreden met werk naar branche en deeltijdfactor

Op sectorniveau zijn de verschillen tussen groepen met een verschillende deeltijdfactor wat kleiner wat betreft het enthousiasme over de baan. Het grootste aandeel medewerkers dat (zeer) enthousiast is over hun baan (78 procent) zien we bij de groep met een deeltijdfactor tussen de 0,6 en 0,8. Het kleinste aandeel zien we hier, net als bij tevredenheid met het werk, bij de groep met een deeltijdfactor tussen de 0,4 en 0,6 (75 procent).

Figuur 17. Ik ben enthousiast over mijn baan naar deeltijdfactor

Bij het uitsplitsen naar branche zien we dat er tegengestelde effecten zijn wat betreft de deeltijdfactor (tabel 10). Slechts in drie branches is het aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers het grootst in de categorie met een deeltijdfactor groter 0,8. Van deze drie is het verschil in de gehandicaptenzorg het grootst met 5 procentpunt. Het grootste absolute verschil zien we bij de UMC’s, met 8 procentpunt verschil tussen de groep met een deeltijdfactor kleiner dan 0,6 en de groep met een deeltijdfactor tussen 0,6 en 0,8. In de geestelijke gezondheidszorg zien we een omgekeerd verschil van 7 procentpunt. Ook in de jeugdzorg zien we een verschil waarbij de groep met de kleinste deeltijdfactor een aandeel (zeer) enthousiaste medewerkers heeft wat 7 procentpunt hoger is dan in de groep met de grootste deeltijdfactor.

Tabel 10. Aandeel (zeer) enthousiast over baan naar branche en deeltijdfactor

Download de longread Werkplezier in zorg en welzijn

 

 

 

Meer lezen?

Altijd op de hoogte van het laatste nieuws?

Elke maand de laatste ontwikkelingen rondom het gebruik van data in arbeidsmarkt zorg & welzijn, gewoon in je inbox.