10 nov 2025
Ziekteverzuim in zorg en welzijn - CBS
Ziekteverzuim in zorg en welzijn blijft het hoogst van alle sectoren. CBS onderzocht hoe persoonskenmerken en arbeidsomstandigheden samenhangen met ve...
Lees meer
10 november 2025 • Longread
Het ziekteverzuim van werknemers in zorg en welzijn is al geruime tijd het hoogste van alle bedrijfstakken. Deze publicatie van het CBS laat zien hoe ziekteverzuim samenhangt met persoonskenmerken en arbeidskenmerken in de periode 2014 tot en met 2024, en welke patronen zichtbaar zijn in verschillende branches
[1] De cijfers uit figuur 1 en 2 zijn afkomstig uit de kwartaalenquête onder bedrijven en instellingen met personeel. Voor de rest van het artikel wordt gebruikgemaakt van gegevens van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), die onder werknemers (van 15 tot 75 jaar) wordt uitgevoerd. Op die manier kan de samenhang worden onderzocht tussen individuele ziekteverzuimpercentages en kenmerken van werknemers, arbeidskenmerken en de specifieke redenen voor werkgerelateerd verzuim.
Het ziekteverzuim van werknemers in zorg en welzijn is het hoogste van alle bedrijfstakken. In 2024 bedroeg het verzuimpercentage 7,3 procent, tegenover 5,2 procent van het totaal voor alle werknemers. Een vergelijking over de periode 2010-2024 laat zien dat het verzuim binnen zorg en welzijn structureel hoger ligt dan het totaal van alle werknemers.
Figuur 1. Ziekteverzuimpercentage zorg en welzijn en totale economie
Figuur ontwikkeling verzuim jaarcijfers:
https://azwstatline.cbs.nl/#/AZW/nl/dataset/24015NED/table?dl=C4AB5
De ziekteverzuimpercentages in de verschillende branches binnen zorg en welzijn verschillen van elkaar, al ligt het ziekteverzuim van geen enkele branche lager dan het gemiddelde van alle werknemers. Zo lag in 2024 het verzuimpercentage het hoogst binnen de branche verpleging, verzorging en thuiszorg (8,9 procent), gevolgd door de gehandicaptenzorg (8,0 procent). Binnen de branche overige zorg en welzijn ligt het verzuim het laagst met 5,2 procent. Onder deze categorie vallen onder andere praktijken van tandartsen of fysiotherapeuten en samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg [1].
Figuur 2. Ziekteverzuimpercentage werknemers
Figuur verzuim per branche in 2024:
https://azwstatline.cbs.nl/#/AZW/nl/dataset/24015NED/table?dl=C4ABB
Het structureel hoge ziekteverzuim in zorg en welzijn roept de vraag op welke factoren hiermee samenhangen. Gaat het om persoonskenmerken van de werknemers binnen deze bedrijfstak, spelen specifieke arbeidskenmerken een rol of een combinatie van beide? Daarbij is gekeken naar de bedrijfstak zorg en welzijn als geheel en ook naar verschillen tussen branches.
Ziekteverzuim wordt weergegeven met het verzuimpercentage [2]: het aantal verzuimde werkdagen gedeeld door het totale aantal beschikbare werkdagen in een kalenderjaar. Zwangerschaps- en bevallingsverlof telt hierin niet mee. Bij de berekening is gecorrigeerd voor verschillen in contractomvang, zoals voltijd- en deeltijdwerk.
In de analyses worden twee aspecten van het ziekteverzuimpercentage onderscheiden:
Beide onderdelen zijn belangrijk om het ziekteverzuimpercentage goed te begrijpen. Twee groepen kunnen bijvoorbeeld hetzelfde verzuimpercentage hebben, terwijl in de ene groep een klein aantal werknemers lang verzuimt en in de andere juist veel werknemers kort.
[3] Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2024 - Onderzoeksbeschrijving | CBS De volledige onderzoeksbeschrijving van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2024.
De populatie bestaat uit werknemers van 15 tot 75 jaar die in Nederland wonen en werken binnen de bedrijfstak zorg en welzijn. Het gaat daarbij om zowel cliëntgebonden als niet-cliëntgebonden beroepen. Gegevens over ziekteverzuim, persoonskenmerken, arbeidskenmerken en redenen voor werkgerelateerd verzuim zijn afkomstig uit de jaarlijkse Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van CBS en TNO over de periode 2014 tot en met 2024 [3]. De steekproeven uit deze jaren worden in de analyses samengevoegd om zo voldoende data te hebben voor de uitsplitsingen naar persoonskenmerken, arbeidskenmerken en redenen voor werkgerelateerd verzuim.
Verschillende persoonskenmerken en arbeidskenmerken kunnen samenhangen met ziekteverzuim.
Bij de persoonskenmerken is gekeken naar geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, type huishouden en de mate van stedelijkheid waarin een werknemer woont. Ook de ervaren gezondheid van werknemers is meegenomen. Deze kenmerken zijn zowel afzonderlijk als in samenhang geanalyseerd met behulp van multivariate regressieanalyses.
Bij de arbeidskenmerken is er eerst gekeken naar werkgerelateerd verzuim; oftewel verzuim waarbij de werknemer aangeeft dat het meest recente verzuim door het werk veroorzaakt wordt. Hierbij worden ook de specifieke redenen voor het werkgerelateerde verzuim beschreven. Vervolgens is er gekeken naar arbeidskenmerken en de relatie tot het totale ziekteverzuim. Hierbij is in het bijzonder gekeken naar ervaren werkdruk en autonomie, het wel of niet doen van lichamelijk zwaar werk, het risico op besmetting, werken in de avond- en nachturen, het type dienstverband (vast of flexibel), arbeidsduur (het aantal werkzame uren per week), het aantal uren overwerk, de grootte van het bedrijf waarin de werknemer werkzaam is en het aantal uren beeldschermwerk. Ook deze arbeidskenmerken zijn afzonderlijk en in samenhang met elkaar en met de persoonskenmerken onderzocht in regressieanalyses.
Voor de arbeidsomstandigheid “risico op besmetting”, een factor die in het bijzonder van belang is in de bedrijfstak zorg en welzijn, kon alleen gekeken worden naar de jaren 2022 – 2024 omdat deze variabele door een verandering in de vragenlijst alleen voor deze jaren beschikbaar was. Deze variabele kon daarom niet meegenomen worden in het totale model over 2014-2024, en ook zijn er niet voldoende data om uitkomsten voor branches afzonderlijk te berekenen
[4]Ziekteverzuim naar bedrijfstak: ontwikkelingen en verschillen | CBS
[5] SCP, CBS & TNO. Beperkt aan het werk. Rapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsparticipatie. 2010
[6] SCP, CBS, TNO & UWV Kenniscentrum. Belemmerd aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsdeelname personen met gezondheidsbeperkingen. 2012
[7] SCP. Position paper
Zorg en welzijn kent een relatief hoog aandeel vrouwelijke werknemers. In 2024 was 84,2 procent van de werknemers in deze bedrijfstak vrouw, tegenover 41,4 procent in andere bedrijfstakken. Eerder onderzoek liet zien dat ziekteverzuim samenhangt met geslacht [4]. Vrouwelijke werknemers verzuimen gemiddeld vaker en langer dan mannelijke werknemers. Dit hangt onder meer samen met het vaker voorkomen van (hormoongerelateerde) gezondheidsproblemen en een hogere belasting door mantelzorgtaken onder vrouwen [5,6,7].
In de periode van 2014 tot en met 2024 lag ook het ziekteverzuim in zorg en welzijn hoger onder vrouwen dan onder mannen. Het gemiddelde verzuimpercentage bedroeg 6,4 voor vrouwelijke werknemers, tegenover 4,5 voor mannelijke werknemers. Dit verschil is terug te zien in zowel het aandeel werknemers dat zich ziekmeldt als met de duur van het verzuim. In alle afzonderlijke branches binnen zorg en welzijn ligt het verzuimpercentage (iets) hoger onder vrouwen dan onder mannen, waarbij de grootste verschillen voorkomen in de branche huisartsen en gezondheidscentra en er slechts minimale verschillen zijn in de branche sociaal werk.
Figuur 3. Ziekteverzuimpercentage van werknemers, 15 tot 75 jaar, per branche naar geslacht, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
[8] SCP, CBS & TNO. Beperkt aan het werk. Rapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsparticipatie. 2010
[9] SCP, CBS, TNO & UWV Kenniscentrum. Belemmerd aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsdeelname personen met gezondheidsbeperkingen. 2012
[10] Het lagere verzuim boven 65 jaar kan samenhangen met de samenstelling van deze groep werknemers. Mogelijk spelen selectie-effecten een rol, bijvoorbeeld wanneer vooral relatief gezonde werknemers doorwerken, het zogenaamde “healthy worker effect”. Op basis van deze analyse is dat echter niet vast te stellen.
Eerder onderzoek toonde al aan dat ziekteverzuim samenhangt met leeftijd. Oudere werknemers verzuimen gemiddeld langer, wat deels samenhangt met het vaker voorkomen van gezondheidsproblemen in deze groep [8,9] . Zorg en welzijn kent een iets grotere groep werknemers van 55 jaar en ouder. In 2024 was 26,3 procent van de werknemers in deze bedrijfstak 55-plus, tegenover 22,7 procent in andere bedrijfstakken.
Het ziekteverzuimpercentage neemt in het algemeen toe met de leeftijd, tot aan 65 jaar. Dit geldt zowel binnen zorg en welzijn als in de andere bedrijfstakken, gemeten over de periode van 2014 tot en met 2024. Het hoogste verzuimpercentage komt voor in de leeftijdsgroep 55 tot 65 jaar: 7,6 procent binnen zorg en welzijn en 6,1 procent daarbuiten. Dit hogere verzuimpercentage hangt vooral samen met een langere verzuimduur. Naarmate de leeftijd hoger is, is het aandeel werknemers met ziekteverzuim iets lager, maar duurt het verzuim gemiddeld langer [10]
Figuur 4. Ziekteverzuimpercentage werknemers, 15 tot 75 jaar, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
Binnen vrijwel alle branches van zorg en welzijn komt dit patroon terug. Een uitzondering vormen de huisartsen en gezondheidscentra en het sociaal werk, waar de ziekteverzuimpercentages minder verschillen tussen de leeftijdsgroepen.
[11] https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/86011NED/table?dl=C67BF
[12] SCP, CBS & TNO. Beperkt aan het werk.2010 Rapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsparticipatie. (Beperkt aan het werk. Rapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsparticipatie | CBS)
[13] SCP, CBS, TNO & UWV Kenniscentrum. Belemmerd aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en arbeidsdeelname personen met gezondheidsbeperkingen. 2012. (Belemmerd aan het werk. Trendrapportage | UWV)
Het ziekteverzuimpercentage hangt ook samen met het hoogst behaalde onderwijsniveau, een patroon dat zichtbaar is bij werknemers in vrijwel alle bedrijfstakken [11]. Eerder onderzoek laat zien dat werknemers met basisonderwijs of een vmbo-diploma vaker langdurige of chronische aandoeningen hebben en daardoor langer verzuimen dan werknemers met een hbo- of wo-diploma [12,13]
Ook binnen zorg en welzijn geldt dat werknemers met een hbo- of wo-diploma gemiddeld een lager ziekteverzuimpercentage hebben dan werknemers met alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma. Zij verzuimen even vaak als werknemers met alleen basisonderwijs of een vmbo-diploma, maar hebben dan gemiddeld een kortere verzuimduur.
[14] R2 en pseudo-R2 zijn voor dit artikel de statistische maten voor verklaarde variantie die aangeven hoe goed de door een regressiemodel geschatte waarden op de afhankelijke variabele, in dit geval het ziekteverzuimpercentage, passen bij de waargenomen waarden. Een verklaarde variantie van 100 procent geeft aan dat de modelschattingen perfect passen bij de waarnemingen, terwijl een variantie van 0 procent aangeeft dat het model volstrekt niet past bij de waarnemingen
Het ziekteverzuimpercentage verschilt tussen verschillende typen huishoudens. Zo liggen de verzuimpercentages hoger bij eenouderhuishoudens, eenpersoonshuishoudens en bij gehuwde stellen zonder kinderen.
De samenstelling van deze huishoudtypen verschilt ook weer naar persoonskenmerken. Zo bestaan eenouderhuishoudens vaker uit vrouwen dan uit mannen. Ook ná correctie voor deze persoonskenmerken blijven de verschillen in ziekteverzuim bestaan. Deze hangen samen met een langere verzuimduur, en niet met het aandeel werknemers dat zich ziekmeldt.
In stedelijke omgevingen ligt het verzuim iets hoger, terwijl dit in niet-stedelijke omgevingen iets lager is. Deze verschillen verdwijnen grotendeels wanneer wordt gecorrigeerd voor persoonskenmerken en arbeidskenmerken.
Werknemers die hun gezondheid als (zeer) slecht of ‘gaat wel’ beoordelen, hebben een aanzienlijk hoger ziekteverzuim dan werknemers die hun gezondheid als (zeer) goed ervaren: ze melden zich vaker en langer ziek dan collega’s met een (zeer) goede ervaren gezondheid.
In 2024 beschouwde 23,1 procent van de werknemers in zorg en welzijn hun gezondheid als (zeer) slecht of ‘gaat wel’, dit was 20,9 procent in andere bedrijfstakken. Het verschil in ziekteverzuim tussen deze groepen is groter in zorg en welzijn dan elders. Van 2014 tot en met 2024 lag het verzuimpercentage in zorg en welzijn onder werknemers met een minder goede ervaren gezondheid gemiddeld op 14,7 procent, tegenover 4,0 procent bij werknemers met een (zeer) goede gezondheid – een verschil van 10,7 procentpunt. In andere bedrijfstakken bedroeg dit verschil 8,2 procentpunt (10,7 procent tegenover 2,5 procent).
Binnen alle afzonderlijke branches van zorg en welzijn is dit patroon zichtbaar: werknemers met een (zeer) goede ervaren gezondheid hebben in alle gevallen een verzuimpercentage dat minstens 8,9 procentpunt lager ligt dan dat van werknemers met een minder goede ervaren gezondheid.
Figuur 5. Ziekteverzuimpercentage van werknemers naar gezondheid, 15 tot 75 jaar, per branche, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
De persoonskenmerken geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, type huishouden en de stedelijkheid van de woonplaats van werknemers houden slechts voor een klein deel verband met het ziekteverzuim. In de analyse naar het aandeel werknemers met verzuim is de zogenoemde verklaarde variantie [14] van deze persoonskenmerken samen 3 procent; bij de analyse van de verzuimduur is dit 5 procent. Dat betekent dat het grootste deel van de verschillen tussen werknemers samenhangt met andere factoren die niet in de modellen zijn opgenomen.
Wanneer ervaren gezondheid wordt toegevoegd aan het model, stijgt de verklaarde variantie voor het aandeel werknemers met verzuim van 3 naar 7 procent. Voor de verzuimduur loopt deze op van 5 naar 11 procent. Ervaren gezondheid blijkt daarmee een belangrijkere factor voor ziekteverzuim dan de andere persoonskenmerken samen.
Toch blijft werken in zorg en welzijn samenhangen met een hoger en langer ziekteverzuim, ook nadat rekening is gehouden met persoonskenmerken inclusief ervaren gezondheid. Het hogere verzuim in deze bedrijfstak houdt dus niet alleen verband met de gemeten persoonskenmerken van de werknemers. Zelfs bij een gelijke populatie qua geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, huishoudsamenstelling, stedelijkheid en gezondheid, is er binnen zorg en welzijn meer en langduriger verzuim die samenhangt met aanvullende, niet-gemeten factoren.
[15] Dit betreft het meest recente verzuim en kan daarom langer dan 12 maanden geleden zijn en hoeft daarmee niet in 2024 te hebben plaatsgevonden. Deze cijfers wijken daarmee licht af van de reguliere cijfers over het werkgerelateerde verzuim in de afgelopen 12 maanden:https://azwstatline.cbs.nl/#/AZW/nl/dataset/24153NED/table?dl=C9B63 voor de volledige tabel.
Het meest recente verzuim [15] was in 2024 in de meeste gevallen niet werkgerelateerd. Van alle werknemers (in alle bedrijfstakken) schreef 19,6 procent het recente verzuim wel (gedeeltelijk) toe aan het werk. Binnen zorg en welzijn ligt dit aandeel wat hoger, namelijk op 24,9 procent.
Het aandeel werkgerelateerd verzuim verschilt tussen de zorg en welzijn branches. Zo was het aandeel werkgerelateerd verzuim in 2024 binnen de kinderopvang het hoogste (34,4 procent), gevolgd door verpleging, verzorging en thuiszorg (28,1 procent) en gehandicaptenzorg (24,8 procent). Het laagste aandeel werkgerelateerd ziekteverzuim was in de branche universitaire medische centra (18,9 procent) [16].
Figuur 6. Aandeel werkgerelateerd verzuim van werknemers, 15 tot 75 jaar, per branche 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
[17] Voor redenen van het werkgerelateerd ziekteverzuim in zorg en welzijn wordt gekeken naar het meest recente verzuim in de afgelopen 12 maanden voorafgaand aan de meting.
[18] Reden van het werkgerelateerd ziekteverzuim van werknemers in AZW-branches, 2024 | CBS
Wanneer werknemers hun meest recente verzuim (deels) toeschrijven aan hun werk, worden bepaalde specifieke redenen voor dit verzuim vaker genoemd [17]. Zowel voor alle werknemers als voor de werknemers binnen zorg en welzijn ging het in 2024 relatief vaak om een te hoge werkdruk (respectievelijk 27,7 en 24,7 procent) en lichamelijk zwaar werk (12,9 en 12,3 procent). Daarnaast wordt in zorg en welzijn duidelijk vaker verwezen naar besmetting als reden voor werkgerelateerd verzuim: 27,6 procent van de werkgerelateerde verzuimgevallen betreft een besmetting, tegenover 14,6 procent van alle werknemers.
Figuur 7. Redenen werkgerelateerde verzuim van werknemers, 15 tot 75 jaar, zorg en welzijn en totale economie, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
De redenen die het vaakst worden genoemd voor werkgerelateerd verzuim verschillen per branche. Zo noemde in 2024 51,2 procent van de werknemers in de kinderopvang besmetting als belangrijkste oorzaak van werkgerelateerd verzuim. Een te hoge werkdruk werd vooral genoemd in de ziekenhuizen en overige medische specialistische zorg (36,2 procent) en de geestelijke gezondheidszorg (35,6 procent) als belangrijkste reden voor het werkgerelateerd ziekteverzuim [18].
Werknemers binnen zorg en welzijn ervaren vaker een hoge werkdruk dan werknemers in andere bedrijfstakken: in 2024 geeft 35,6 procent aan vaak of altijd een hoge werkdruk te ervaren ten opzichte van 30,9 procent in de andere bedrijfstakken. Onder een hoge werkdruk worden taakeisen verstaan, namelijk dat werknemers snel moeten werken, heel veel werk moeten doen of extra hard moeten werken.
Het ziekteverzuim is hoger onder werknemers die regelmatig een hoge werkdruk ervaren. Gemiddeld in de periode 2014/2024 lag het verzuimpercentage in zorg en welzijn op 7,1 procent voor werknemers die vaak of altijd een hoge werkdruk ervaren, tegenover 5,5 procent onder degenen die dit niet of nauwelijks ervaren. In andere bedrijfstakken lag het verzuim onder deze groepen respectievelijk op 4,8 en 3,7 procent. Een hoge werkdruk hangt samen met zowel een hoger aandeel werknemers dat zich ziekmeldt, als met een langere duur van het verzuim.
Het aandeel werknemers dat vaak of altijd een hoge werkdruk ervaarde in 2024 was het hoogste in ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (44,2 procent) gevolgd door universitaire medische centra (UMC’s) (42 procent) en huisartsen en gezondheidscentra (40,6 procent). Dit aandeel was relatief laag in de gehandicaptenzorg (33 procent).
Ook de sterkte van de samenhang tussen werkdruk en ziekteverzuimpercentage verschilt per branche. In de periode 2014/2024 werd in de jeugdzorg het grootste verschil in ziekteverzuimpercentages gemeten tussen werknemers die vaak of altijd een hoge werkdruk ervaren en degenen die dit niet of nauwelijks ervaren (8,9 procent tegenover 5,7 procent). Daartegenover waren er nauwelijks verschillen tussen deze groepen in de geestelijke gezondheidszorg (6,2 procent tegenover 6,6 procent).
Figuur 8. Ziekteverzuimpercentage werknemers naar werkdruk, 15 tot 75 jaar, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
Meer autonomie tijdens het werk hangt samen met een lager ziekteverzuimpercentage. Onder autonomie wordt verstaan: zelfstandig beslissingen nemen, de volgorde en het tempo van werkzaamheden bepalen, zelf oplossingen bedenken, verlof kunnen opnemen, eigen werktijden bepalen en de eigen werkplek kiezen. In 2024 gaf 46,3 procent van de werknemers in zorg en welzijn aan regelmatig autonomie in het werk te ervaren, tegenover 60,3 procent in andere bedrijfstakken.
Binnen zorg en welzijn bedroeg het ziekteverzuimpercentage onder werknemers die regelmatig autonomie ervaren gemiddeld 5,3 procent in de periode 2014/2024. Onder werknemers die dit nooit of soms ervaren, lag het verzuim hoger op 6,7 procent. In andere bedrijfstakken is een vergelijkbaar verschil zichtbaar. Hoewel het percentage dat zich ziekmeldt wel samenhang met de mate van autonomie, geldt dat niet voor de duur van het verzuim.
Tussen de zorg en welzijn branches verschilt het aandeel werknemers dat nooit of soms autonomie ervaart sterk. Zo was dit aandeel in 2024 het hoogste binnen de kinderopvang (67,9 procent), ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (65,1 procent) en huisartsen en gezondheidscentra (60,7 procent). In de geestelijke gezondheidszorg was het aandeel werknemers dat nooit of soms autonomie ervaarde in 2024 het laagste (37,2 procent).
Ook in de verschillende branches wordt een samenhang tussen autonomie en ziekteverzuim gezien. In de periode 2014/2024 was het grootste verschil in ziekteverzuimpercentages tussen werknemers die nooit of soms autonomie ervaren en degenen die dit regelmatig ervaren, bij de huisartsen en gezondheidscentra (5,7 procent tegenover 3,5 procent), gehandicaptenzorg (8,1 procent tegenover 6,2 procent) en jeugdzorg (8,2 procent tegenover 6,4 procent).
Figuur 9. Ziekteverzuimpercentage werknemers naar autonomie, 15 tot 75 jaar, 2014 tot en met 2024
Bron: CBS, TNO (NEA)
Lichamelijk zwaar werk hangt samen met meer ziekteverzuim. Of iemand zwaar lichamelijk werk doet is onder meer gemeten met de frequentie waarmee mensen veel kracht moeten zetten, de houding waarin ze moeten werken en de mate waarin ze steeds herhalende bewegingen moeten maken. In 2024 gaf 43,2 procent van de werknemers in zorg en welzijn aan regelmatig zwaar lichamelijk werk te verrichten, tegenover 36,1 procent in andere bedrijfstakken. Werknemers in zorg en welzijn die regelmatig zwaar werk verrichten, hadden in de periode 2014/2024 een gemiddeld ziekteverzuimpercentage van 7,1. Onder werknemers die nooit of soms lichamelijk zwaar werk was het verzuim lager, namelijk 5,3 procent. Zwaar werk hangt daarbij samen met zowel een groter aandeel werknemers met verzuim als met een langere duur van het verzuim. De verschillen in ziekteverzuim tussen werknemers met en zonder zwaar werk zijn in zorg en welzijn vergelijkbaar met die in andere bedrijfstakken.
In 2024 was het aandeel werknemers dat regelmatig lichamelijk zwaar werk verrichtte het hoogste in de branche verpleging, verzorging en thuiszorg (58,6 procent) gevolgd door ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (50,2 procent) en kinderopvang (48,2 procent). In de universitaire medische centra (UMC’s) en de gehandicaptenzorg was dit een stuk lager (respectievelijk 37,1 procent en 37,0 procent).
De samenhang tussen ziekteverzuim en zwaar lichamelijk werk verschilde ook tussen de zorg en welzijn branches. Zo werden in 2014/2024 de grootste verschillen in ziekteverzuimpercentages gezien tussen werknemers met en zonder lichamelijk zwaar werk in de huisartsen en gezondheidscentra (7,6 tegenover 3,9) en verpleging, verzorging en thuiszorg (7,6 tegenover 5,1). In de jeugdzorg werden er juist geen verschillen in ziekteverzuimpercentages tussen de groepen waargenomen.
Figuur 10. Ziekteverzuimpercentage werknemers naar lichamelijk zwaar werk, 15 tot 75 jaar, 2014 tot en met 2024
Werknemers in zorg en welzijn lopen vaker kans op besmetting tijdens werkzaamheden dan werknemers in andere bedrijfstakken. In 2024 gaf 84,6 procent van de werknemers in deze bedrijfstak aan risico te lopen op besmetting, tegenover 36,8 procent in andere bedrijfstakken.
Binnen zorg en welzijn ging een hogere kans op besmetting gepaard met meer ziekteverzuim. In de periode 2022/2024 lag het ziekteverzuimpercentage gemiddeld op 7,2 onder werknemers met een hoge kans op besmetting, tegenover 5,0 bij werknemers met een lage kans. Niet onverwacht hangt dit verschil samen met een groter aandeel werknemers dat verzuimt en niet met een langere verzuimduur. Een vergelijkbaar verband tussen besmettingsrisico en ziekteverzuim is ook zichtbaar in andere bedrijfstakken. Vanwege de beperkte periode waarover deze data beschikbaar zijn, kunnen we hierin geen onderscheid maken naar branches binnen zorg en welzijn.
Naast de eerder besproken factoren zoals werkdruk, autonomie, lichamelijk zwaar werk en besmettingsrisico, hangen ook andere arbeidskenmerken samen met ziekteverzuim. De onderstaande kenmerken vormen een beperkte selectie en geven geen uitputtend beeld van alle factoren die mogelijk een rol spelen.
Werktijden laten slechts in beperkte mate een verband zien met verzuim. Werknemers die in de avond of nacht werken hebben geen hoger ziekteverzuim dan werknemers die dit niet doen. Werknemers met een grotere contractomvang melden zich gemiddeld iets vaker ziek, maar verzuimen doorgaans korter. Bij regelmatig overwerk ligt het net iets anders: het aandeel werknemers met verzuim is iets lager, en ook de verzuimduur is korter. Verder ligt het ziekteverzuim hoger onder werknemers in vaste dienst en onder werknemers in grotere organisaties. In deze groepen is zowel het aandeel met verzuim als de gemiddelde duur van het verzuim hoger. Tot slot is het ziekteverzuim lager onder werknemers die voornamelijk beeldschermwerk verrichten, zowel in aandeel als in duur.
De combinatie van de onderzochte persoonskenmerken (inclusief ervaren gezondheid) en arbeidskenmerken hangt sterker samen met het ziekteverzuim in zorg en welzijn dan persoonskenmerken alleen. In het model voor het aandeel werknemers met verzuim in deze bedrijfstak stijgt de verklaarde variantie van 7 naar 8 procent bij opname van arbeidskenmerken. Voor de verzuimduur loopt deze op van 11 naar 12 procent.
Hoewel de bedrijfstak zorg en welzijn ook in het volledige model een significant hoger ziekteverzuim laat zien, neemt het verschil ten opzichte van andere bedrijfstakken af als rekening wordt gehouden met de onderzochte persoonskenmerken en arbeidskenmerken. Het hogere ziekteverzuim in zorg en welzijn houdt daarmee deels, maar niet volledig, verband met de besproken factoren. Ook verschillen in ziekteverzuim tussen branches hangen maar deels samen met verschillen in de opgenomen persoonskenmerken en arbeidskenmerken. Dat betekent dat er nog overige factoren een rol spelen bij ziekteverzuim die mogelijk branchespecifiek zijn.
Het ziekteverzuim in zorg en welzijn ligt hoger dan in andere bedrijfstakken. Een deel van dit verschil hangt samen met de kenmerken van de werknemers in deze bedrijfstak: er werken relatief veel vrouwen en (iets meer) ouderen, groepen die gemiddeld vaker en langer verzuimen. Niet onverwacht hebben werknemers met een mindere ervaren gezondheid ook vaker en langer ziekteverzuim. Daarnaast hangen verschillende arbeidskenmerken samen met verzuim. Een hoge werkdruk, lichamelijk zwaar werk en beperkte autonomie zijn arbeidskenmerken die vaker voorkomen in zorg en welzijn en in het algemeen gepaard gaan met frequenter en langer verzuim. Blootstelling aan besmetting, dat in de zorg veel voorkomt, hangt samen met vaker verzuim maar niet met langdurig verzuim. Wanneer rekening wordt gehouden met alle onderzochte persoonskenmerken en arbeidskenmerken, blijft het ziekteverzuim in zorg en welzijn toch nog hoger dan in andere bedrijfstakken. Dit betekent dat er nog andere (beïnvloedbare en minder beïnvloedbare) factoren een rol spelen bij het verschil in verzuim tussen zorg en welzijn en andere bedrijfstakken
Hetzelfde geldt voor verschillen in verzuim tussen branches binnen zorg en welzijn. Zo komen in sommige branches bepaalde fysieke en mentaal belastende arbeidskenmerken meer voor en verschilt de samenhang van deze arbeidskenmerken en het ziekteverzuimpercentage ook tussen de branches.
Samengevat hangt ziekteverzuim in zorg en welzijn samen met een combinatie van persoonskenmerken en arbeidskenmerken. Wel zijn er verschillen tussen branches, wat de diversiteit binnen de bedrijfstak onderstreept. Tegelijk houdt een deel van het verzuim geen verband met de onderzochte factoren.
Ziekteverzuim in zorg en welzijn blijft het hoogst van alle sectoren. CBS onderzocht hoe persoonskenmerken en arbeidsomstandigheden samenhangen met ve...
Lees meer
Het Preventieplan Zorg en Welzijn combineert data, reflectie en actie. Medewerkers en leidinggevenden werken samen aan minder verzuim en meer energie.
Lees meer