20 jun 2024
Aandacht voor duurzame inzetbaarheid is de sleutel voor behoud
In deze longread de relatie tussen duurzame inzetbaarheid en behoud van medewerkers onder de loep.
Lees meer5 september 2023 • Longread
Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in de sector zorg en welzijn groeit al enkele jaren op rij. Dat leidt tot discussie over de (on)wenselijkheid van deze groei en de impact ervan op aspecten zoals roostering, collegialiteit en betrokkenheid bij het werk.
In dit artikel bieden we een beknopt overzicht van de huidige stand van zaken rondom zzp’ers in de sector zorg en welzijn. We gaan in op de groei van het aantal zzp’ers, de uitstroom naar zelfstandigheid, de instroom vanuit zelfstandigheid en het gemiddelde aantal werkuren per week van zzp’ers.
In 2022 zijn er in Nederland in totaal bijna 1.2 miljoen zzp’ers actief. Dit aantal steeg tussen 2013 en 2022 met ruim 280.000, een toename van maar liefst 32 procent. In de sector zorg en welzijn (inclusief kinderopvang) zijn in 2022 zo’n 134.000 zzp’ers actief, wat neerkomt op 11 procent van alle zzp’ers op de Nederlandse arbeidsmarkt. Tussen 2013 en 2022 steeg het aantal zzp’ers in de sector zorg en welzijn met 52.000, een toename van 63 procent, veel meer dan gemiddeld in Nederland (figuur 1).
Figuur 1. Ontwikkeling aantal zzp’ers in Nederland en binnen de sector zorg welzijn* (tussen 2013 en 2022)
*Zorg en welzijn inclusief kinderopvang
Bron: AZW StatLine
In 2013 was het aandeel zzp’ers in Nederland ongeveer 11 procent. In 2022 lag dit met 12 procent ongeveer 1 procent hoger. Als we het aantal zzp’ers in de sector zorg en welzijn vergelijken met het aantal werknemers in loondienst, zien we dat het aandeel zzp’ers binnen het totale aantal werkenden in de sector is gestegen van ongeveer 6 procent in 2013 naar ongeveer 9 procent in 2022 (figuur 2). De sector zorg en welzijn had in 2013 relatief weinig zzp’ers, maar is bezig met een inhaalrace.
Figuur 2. Ontwikkeling aantal zzp’ers binnen de sector zorg en welzijn* (2013 en 2022)
*Zorg en welzijn inclusief kinderopvang
Bron: AZW StatLine
1. Overige zorg en welzijn is een samenstelling van praktijken van: tandartsen, tandheelkundig specialisten, verloskundigen, fysiotherapeuten, overige paramedische praktijken (geen fysiotherapie of psychologie) en alternatieve genezers, arbobegeleiding en re-integratie, preventieve gezondheidszorg (geen arbobegeleiding), medische laboratoria, trombosediensten en overig behandelingsondersteunend onderzoek, ambulancediensten en centrale posten, samenwerkingsorganen op het gebied van gezondheidszorg en overige gezondheidszorgondersteunende diensten.
In 2022 zijn de meeste zzp’ers in de sector werkzaam in ‘overige zorg en welzijn’1 (48.000). Hierna volgt de branche verpleging, verzorging en thuiszorg met 23.000 zzp’ers (waarvan 19.000 in de Thuiszorg en 4000 in de Verpleging en Verzorging), de geestelijke gezondheidszorg (15.000) en het sociaal werk (13.000).
De grootste toename van zzp’ers tussen 2013 en 2022 (figuur 3) zien we bij overige zorg en welzijn* (plus 21.000). Het sociaal werk neemt in absolute aantallen met 10.000 extra zzp’ers de tweede plaats in. Relatief gezien zijn het sociaal werk en de jeugdzorg de branches waarin het aantal zzp’ers het snelst is gestegen (met meer dan 300 procent). Op de derde plaats zien we hier de huisartsen en gezondheidscentra met een toename van 200 procent.
Figuur 3. Ontwikkeling aantal zzp’ers in branches binnen de sector zorg en welzijn x 1.000 (2013-2022)
Bron: CBS Werkzame beroepsbevolking, positie in de werkkring
2. Een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd óf een flexibel aantal uren per week. Tot de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie behoren: - Werknemer tijdelijk, uitzicht op vast - Werknemer tijdelijk >=1 jaar - Werknemer tijdelijk <1 jaar - Oproep/-invalkracht - Uitzendkracht - Werknemer flex, contract onbekend.
In dezelfde periode (2013-2022) is het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie2 in de sector zorg en welzijn (breed) gestegen met 11 procent. In Nederland als geheel is dit aandeel gestegen met 8 procent. Binnen de branches in de zorg- en welzijnssector zien we echter grote verschillen. Een stijging van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zien we binnen de jeugdzorg (+100 procent), overige zorg en welzijn (+89 procent), sociaal werk (+50 procent), ziekenhuizen en overige medisch specialistische zorg (+49 procent), universitair medische centra (+45 procent) en kinderopvang (incl. peuterspeelzaalwerk) (+28 procent). In de andere branches was juist sprake van een afname van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie: geestelijke gezondheidszorg (-44 procent), gehandicaptenzorg (-43 procent) en de verpleging, verzorging en thuiszorg (-11 procent).
In figuur 4 zien we per branche de verhouding tussen het totaal aantal werknemers en het aantal zzp’ers in 2022. In de sector zorg en welzijn (breed) is het aandeel zpp’ers 9 procent. Overige zorg en welzijn1 heeft met 27 procent het grootste aandeel zzp’ers, gevolgd door de huisartsen en gezondheidscentra (21 procent) en sociaal werk (19 procent). Bij de universitair medische centra is slechts 1 procent van de werkenden zzp’er. Ook in de gehandicaptenzorg is dit aandeel laag met 2 procent.
Figuur 4. Aandeel werknemers en zzp’ers per branche (2022)
Bron: Dashboard AZW StatLine
3. Uitstroom uit zorg en welzijn is een verzamelcategorie van uitstroom naar overige sectoren, uitstroom naar uitkeringen, uitstroom naar pensioen, uitstroom naar inactief en uitstroom naar zelfstandige. Uitstroom binnen branches (tussen organisaties) en tussen branches binnen de sector is hierin niet meegenomen.
De meest recente cijfers waarin we een complete verdeling van de uitstroom kunnen zien, komen uit het vierde kwartaal van 2021. In dat kwartaal verlieten in totaal 137.890 medewerkers de sector zorg en welzijn3. Van deze groep zijn 12.990 mensen zzp’er geworden, wat neerkomt op 9 procent van de uitstroom.
In figuur 5 wordt het aandeel uitstroom naar zzp als onderdeel van de totale uitstroom uit de sector zorg en welzijn weergegeven. In de categorie ‘overige zorg en welzijn’ is het aandeel zzp’ers ten opzichte van de totale uitstroom uit zorg en welzijn met 14 procent het hoogst, gevolgd door de huisartsen en gezondheidscentra en de geestelijke gezondheidszorg (12 procent). De laagste percentages zien we binnen het sociaal werk en de kinderopvang (inclusief peuterspeelplaats) (7 procent).
Figuur 5. Uitstroom naar zzp als onderdeel van uitstroom uit zorg en welzijn
4. Het 4e kwartaal 2021 is het meest recente cijfer dat beschikbaar is
Als we kijken naar de totale uitstroom per branche in absolute cijfers (figuur 6), zien we dat de grootste branche, de verpleging, verzorging en thuiszorg, ook de grootste uitstroom heeft naar zelfstandigheid (4.020). Deze wordt gevolgd door overige zorg en welzijn (2.290) en de gehandicaptenzorg (1.640).
Figuur 6. Uitstroom per branche naar zelfstandigheid (4e kwartaal 2021)4
Bron: Dashboard AZW StatLine
5. De maatwerktabel 'AZW-smal; arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen, 2012-2019' is op aanvraag beschikbaar. In de tabellen wordt alleen gekeken of een werknemer stopt met diens activiteit en op een later tijdstip terug gevonden wordt in een andere populatie. Dit is niet hetzelfde als een directe volgordelijkheid waarbij een ‘overstap van werknemer naar zelfstandige’ verondersteld mag worden. De selectie op zelfstandigheid is gedaan op basis van de belastingopgave: als ‘zelfstandig ondernemer’ en niet als ‘overige inkomsten’. Voor zelfstandigheid is dus bepaald dat ‘overige inkomsten’ niet zijn meegenomen, omdat uit eerdere analyses bleek dat deze inkomsten incidenteel leken.
Op basis van een eerder onderzoek van CBS hebben we ook zicht gekregen op de uitstroom naar zelfstandigheid naar leeftijd, contract en deeltijdfactor. De gegevens zijn afkomstig uit 2019. In dit onderzoek, met de afbakening zorg en welzijn (exclusief kinderopvang), is de branche kinderopvang niet meegenomen.5
In figuur 7 wordt de trend getoond van het aantal uitstromers naar zelfstandigheid in de periode 2012-2019. We zien dat het aantal werknemers dat in 2018 en 2019 uitstroomt naar zelfstandigheid, het hoogst was.
Figuur 7. Totale uitstroom werknemers zorg en welzijn* naar zelfstandigheid, 2012-2019
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Figuur 8 toont het aantal uitstromers naar zelfstandigheid in 2019, verdeeld naar leeftijd. Er is hierbij geen correctie toegepast voor de omvang van de leeftijdscategorieën binnen de sector. We zien hier dat in alle leeftijdscategorieën werknemers uitstromen naar zelfstandigheid. Het grootste aantal werknemers dat uitstroomt naar zelfstandigheid zien we in de groep van 25 tot en met 34 jaar (33 procent).
Figuur 8. Uitstroom werknemers zorg en welzijn* naar zelfstandigheid, naar leeftijd (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
Figuur 9 toont de uitstroom van werknemers in 2019 naar deeltijdfactor. Ook hier is geen correctie toegepast voor het aantal werknemers in de verschillende categorieën. In 2019 had bijna een derde van alle uitstromers naar zelfstandigheid een deeltijdfactor hoger dan 0,81.
Figuur 9. Uitstroom werknemers zorg en welzijn* naar zelfstandigheid, naar deeltijdfactor (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
Ongeveer de helft van de werknemers die de overstap naar zelfstandigheid maakten, had een flexibel contract, terwijl de andere helft een vast contract had. Hierbij is geen correctie toegepast voor het aantal medewerkers naar contracttype. Omdat het grootste deel van de werknemers in de sector een vast contract heeft, kunnen we concluderen dat medewerkers met een flexibel contract relatief vaker uitstromen naar zelfstandigheid dan medewerkers met een vast contract.
Het CBS heeft ook onderzocht hoeveel werknemers uitstromen naar zelfstandigheid binnen én buiten de sector zorg en welzijn. Figuur 10 laat zien dat 57 procent van de werknemers die uitstromen naar zelfstandigheid binnen zorg en welzijn blijft, terwijl 43 procent buiten de sector aan het werk gaat als zelfstandige.
Figuur 10. Uitstroom naar zelfstandigheid binnen en buiten zorg en welzijn* (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
Over de instroom in de sector vanuit zelfstandigheid hebben we geen recentere cijfers dan de data uit het eerder genoemde onderzoek van CBS. In figuur 11 zien we het aantal werknemers dat tussen 2012 en 2019 instroomt in de sector als werknemer vanuit zelfstandigheid. In 2019 was dit aantal met ruim 7.500 medewerkers het hoogst van alle jaren.
Figuur 11. Totale instroom in de sector* vanuit zelfstandigheid, 2012-2019
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
In figuur 12 zien we dat het grootste aantal instromers als werknemer vanuit zelfstandigheid instroomt in de verpleging, verzorging en de thuiszorg (2.100), gevolgd door overige zorg en welzijn (1.200) en de gehandicaptenzorg (1.040).
Figuur 12. Instroom werknemers zorg en welzijn* vanuit zelfstandigheid (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
De leeftijdsgroep met het grootste aantal werknemers dat instroomt (figuur 13) vanuit zelfstandigheid, is de groep van 45 tot en met 54 jaar (29 procent), gevolgd door de groep van 25 tot en met 34 jaar ( 25 procent) en de groep van 35 tot en met 44 jaar (24 procent).
Figuur 13. Instroom werknemers zorg en welzijn* vanuit zelfstandigheid, naar leeftijd (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
Figuur 14 illustreert de instroom van werknemers vanuit zelfstandigheid naar deeltijdfactor. Ruim 40 procent van de werknemers die instromen vanuit zelfstandigheid, heeft een deeltijdfactor van 0.81 of hoger. Nog eens 30 procent heeft een deeltijdfactor tussen de 0.61 en 0.80. Het zijn daarmee in meerderheid zelfstandigen met een hogere deeltijdfactor die in de sector instromen.
Figuur 14. Instroom werknemers zorg en welzijn* vanuit zelfstandigheid, naar deeltijdfactor (2019)
*Zorg en welzijn exclusief kinderopvang
Bron: CBS arbeidsmobiliteit werknemers en zelfstandigen 2012-2019
In vergelijking met de uitstroom naar zelfstandigheid op basis van deeltijdfactor, zien we de grootste verschillen in de categorieën deeltijdfactor 0.20 of lager, een deeltijdfactor van 0.61 – 0.80 en een deeltijdfactor van 0.80 en hoger. Voor de eerstgenoemde (0.20 of lager) geldt dat er meer werknemers uitstromen naar zelfstandigheid dan andersom. Voor de hogere deeltijdfactoren (0.61 – 0.80 en 0.81 en hoger) zien we het omgekeerde. Daar zijn juist meer werknemers die vanuit zelfstandigheid instromen als werknemer binnen zorg en welzijn.
Verder valt op dat ongeveer een derde van de werknemers het jaar voorafgaand aan hun instroom in de sector zelfstandige was in de sector zorg en welzijn. Twee derde was zelfstandige buiten zorg en welzijn.
6. Het cijfer voor A-U Alle economische activiteiten is van het jaar 2021.
Onlangs heeft het CBS informatie gepubliceerd over het aantal uren dat zzp’ers gemiddeld per week werken. De informatie is afkomstig uit de enquête beroepsbevolking (EBB). Omdat het om steekproefdata gaat, is helaas niet voor elke branche een cijfer beschikbaar. In sommige gevallen was het cijfer voor kleinere branches onvoldoende betrouwbaar. In figuur 15 tonen we de gepubliceerde cijfers voor Nederland als geheel, de totale sector en een aantal branches waarvoor data beschikbaar zijn.
Figuur 15. Gemiddeld aantal uren per week dat zzp’ers werken in de sector zorg en welzijn (driejaars-gemiddeld cijfer 2020-2022)6
Bron: CBS AZW StatLine
In de sector zorg en welzijn werken zzp’ers gemiddeld minder uren dan in andere sectoren in Nederland. Figuur 16 laat zien dat zzp’ers in de sector zorg en welzijn (inclusief kinderopvang) in de periode tussen 2020 en 2022 gemiddeld 31,3 uren per werken. Ter vergelijking, in 2021 werkten zzp’ers in Nederland gemiddeld 35,7 uur per week. Zzp’ers in de ziekenhuizen en overige medische specialistische zorg werken gemiddeld het meeste aantal uren (41,3 uur per week). Het minste aantal uren per week werken zzp’ers in de thuiszorg (26,3 uur per week).
In de maanden mei en juni verzamelt het CBS data met behulp van een nieuw opgericht zzp-panel, waarin een groep zzp’ers binnen zorg en welzijn een vragenlijst voorgelegd krijgt. Deze vragenlijst bevat vragen over hun positie op de arbeidsmarkt, samenwerking met opdrachtgevers, hun werkbeleving en hun tevredenheid met hun werk. De gegevens komen beschikbaar in het vierde kwartaal van 2023. Zodra deze beschikbaar zijn, komen we met nieuwe informatie over de zzp’ers in zorg en welzijn. Ook volgt een set infographics.
Download de longread Zzp’ers in zorg en welzijn
In deze longread de relatie tussen duurzame inzetbaarheid en behoud van medewerkers onder de loep.
Lees meerIn deze scenario-ananlayse zijn drie toekomstbeelden en hun impact op het arbeidsmarkttekort onderzocht. Lees het onderzoek of download de infographic...
Lees meerWat vinden zorg en welzijn werknemers van scholing en ontwikkeling? In deze longread lees je de uitkomsten van de werkgevers- en werknemersenquête.
Lees meer